Eilanden Colombia en San Blas 29 dec 2015 - 15 feb
Blijf op de hoogte en volg Jos en Majo
17 Februari 2016 | Panama, Cartí Suitupo
We willen weg uit Santa Marta, maar kunnen niet. Er is weer een zonnepaneelregulator kapot en we hebben een vervanger in Cartagena besteld, die maar niet aankomt. Het bedrijf communiceert niet tijdens de feestdagen en Jos loopt iedere dag tevergeefs naar het havenkantoor of z’n pakje er al is. Frustratie – waren we maar met de boot naar Cartagena gevaren… Tot we ontdekken dat de haven een verkeerd adres heeft opgegeven. 6 januari kunnen we eindelijk weg, verder richting Panama. In dagtochtjes hoppen we langs baaien en eilanden naar het oosten. Tot Cartagena stond de NO passaat - wind mee - hierna is de wind overheersend NW, zodat we hoog aan de wind moeten varen of kruisen.
ISLAS DEL ROSARIO en BERNARDINO
Vlak bij Cartagena liggen de toeristische Islas del Rosario. Een komen en gaan van snelle motorboten die toeristen van en naar Cartagena brengen. Wij ankeren voor de lunch in het blauwgroene water, maar dit paradijsje heeft een bijsmaak, omdat de Nederlandse Durdana de Bruin (zie verhaal Curaçao) er op haar schip vermoord is door rovers. Gezien het drukke verkeer lijkt dat onwaarschijnlijk, maar we willen er toch niet slapen. Drie Nederlands/Belgische schepen ankeren dicht tegen elkaar aan met z’n drieën op één anker en houden om de beurt piratenwacht.
Wij varen door naar het eiland Tintipan van de Islas San Bernardino. We liggen in een mooie baai met palmenstrand. Met een cocktail in de hand reflecteren we op de om de boot vissende pelikanen. Ze zien er met die grote kop, snavel en keelzak zo weinig aerodynamisch uit dat je je afvraagt hoe ze ooit kunnen opstijgen. Dat blijkt geen probleem, maar vooral het neerkomen is verbluffend – ze storten zich van zo’n 20 meter hoog in zee en komen met een vis weer boven. Dan zien we ineens een grote zilveren wolk boven het water: een school kleine visjes die wordt opgejaagd door twee grote roofvissen. Ze vluchten door met z’n allen het water uit te springen, maar daar stort een pelikaan zich met open snavel op de wolk. De schrokkende hals maakt duidelijk dat het raak was. Deze prehistorisch ogende vogels blijken dus een effectief jachtmodel.
Het laadsnoer van Jos’ laptop doet het niet meer. De kustwacht, die ons voor een routinecontrole aanhoudt, weet dat Tolú -een stad aan het vaste land - de beste kans op reparatie biedt. Tolú is een vakantieoord waar we anders nooit naar toe zouden gaan. We ankeren voor de lage wal en paddelen naar een leuk volks stadje met pootje badende Colombianen en eettentjes op en om het strand. En natuurlijk veel harde muziek. Iedereen fietst hier. We zien een fietsende ober: één hand aan het stuur en de andere onder een groot dienblad met 8 opgetaste borden. We nemen een fietstaxi naar een reparateur. Gênant blijkt dat de laadsnoeren het goed doen. Toch waardevolle informatie, want het probleem moet dus zitten in het 12V stopcontact aan boord.
VERKEERSLAWAAI
Na Tolu redden we het niet om voor het donker Isla Fuerte te bereiken; we ankeren in de rivierdelta van de Samu, het natuurgebied Bahia Cispata. Zoals een delta betaamd is het er ondiep en het zicht in het water is slecht. We ankeren op 3,5 m en genieten daarna van een oorverdovende stilte. Colombia heeft ook rustige plekken. De visser die op een plateau op palen zo’n 400 m van ons af woont heeft geen elektriciteit en geen gettoblaster. Vogels vliegen naar hun nachtadres, RUST.
Isla Fuerte is het laatste, grote Colombiaanse eiland. Niet op de gringo trail, vooral Colombianen die er een vakantiehuis hebben of er kort op vakantie gaan. Een eiland met een lekkere maat om te wandelen, geen noemenswaardige winkels, maar wel wat restaurantjes, waar de gebruikelijke in olie doodgebakken vis met rijst en gebakken plantaan wordt geserveerd. En het blijkt mogelijk er diesel te kopen. Lekker, want we hebben meer moeten motoren dan ons lief was. Met jerrycans wordt de diesel aan boord gebracht, we betalen met ons laatste Colombiaanse geld en dollars. Daarna mogen we van onszelf genieten van de lekkere wandelroutes; iedereen op het eiland loopt! Vracht gaat op ezels: 6 kratten fris is voor die kleine beestjes niet ongebruikelijk. ’s Avonds – voordat de generator van de enige kroeg-met-joekelse-boxen aangaat, horen we aan boord het verkeerslawaai: de balkende ezels die de dag doornemen.
SAPZURRO
We gebruiken een klein weerraam om ’s-nachts zeilend naar Sapzurro te komen. Dat lukt maar voor de helft van de tocht tot de wind wegvalt. Sapzurro ligt op de grens met Panama en is niet over land te bereiken. Je moet met de boot, een tocht van 1,5 uur minstens. Door die ligging, het landschap (de bergen van Darien) en het feit dat het tot een paar jaar geleden nog FARC gebied was, trekt het vooral toeristen die voor het ‘hiken’ in de bergen komen. En zeilers.
We komen mooi vroeg in de ochtend aan en de zon geeft voldoende zicht om eventuele ondieptes te zien. Het lukt om een ankerplaats te vinden, wat dicht achter een rif en vlak bij een rif rechts, maar daardoor wel lekker rustig, we rollen niet. De wind moet alleen niet 90 graden draaien , want dan wordt het link. Maar volgens de boeken draait de wind nooit in dit droge seizoen.
Het dorpje is klein en heeft geen internet. Onze telefoonprovider heeft er geen bereik. Kleine tegenvaller, want we hadden nog wat dingen willen afronden voor we naar de internetloze San Blas archipel gaan.. Te koop is er eigenlijk ook niets, want de vrachtboot moet nog komen. Manaña, zegt men. We lunchen bij een stel Italianen die hier een B&B hebben. Hun koelkast heeft nog voldoende voor een prima lunch. Nee, avondeten zou niet lukken. De volgende dag komt de vrachtboot niet, er is nog minder te koop, we scoren 12 eieren en 2 yoghurtjes, die naar vla blijken te smaken.
Sapzurro heeft boten zat, maar niemand vist. Het is veel lucratiever Cubaanse vluchtelingen te smokkelen. Cubanen mogen vrij naar Equador reizen en ze mogen – mits over land – de VS in. Ze moeten alleen even van Equador naar de Amerikaans-Mexicaanse grens zien te komen. Hier lopen ze de Panamese grens over. Panama is inmiddels van oogluikend toestaan overgegaan op grens gesloten. Wanneer we langs de kust verder varen, zien we aan de Panamese kant een tentenkamp: vluchtelingen die gesnapt zijn en die nu geen kant meer op kunnen.
SAN BLAS EILANDEN
Op 19 januari wippen we van Sapzuro naar de Panamese grensplaats Obadia. Die ligt aan een lagerwal en er staat een flinke deining, waarin we Jonathan niet alleen voor anker willen laten. We besluiten gewoon het gebied van de Kuna indianen in te varen en hijsen de gele Q-vlag, die betekent dat we nog niet langs de douane geweest zijn. Inchecken doen we wel in Porvenir aan de westgrens van het Kuna gebied.
KUNA YALA
De Kuna hebben in 1925 in een revolutie de Panamese politie en alle niet raszuivere Kuna in hun gebied gedood en zich onafhankelijk verklaard. Vlak voordat de regering hard wilde terugslaan grepen de Amerikanen in. Het resultaat is een autonoom gebied, een kwart van Panama, onder eigen bestuur: Kuna Yala, een grote archipel van meer dan 300 eilanden met de aanpalende kust. Vanuit Panama zijn er geen wegen naartoe. Je moet via water of lucht. De Kuna, na Pygmeeën de kleinste mensen ter wereld, leven zo oorspronkelijk mogelijk: geen moderne media of brommers. Wel zijn er zonnecellen. De meest authentieke dorpen hebben alleen hutten met buitenmuren van rietstengels en daken van palmbladeren. Gaan 15 jaar mee!
Kuna vissen en varen tussen de eilanden in uitgeholde boomstamkano’s (ulu’s). Ze zijn matrilineair en de man trekt in bij de familie van zijn vrouw. Kuna mogen alleen met elkaar trouwen. Door de inteelt die het gevolg is zie je veel albino’s. Ze verbouwen wat groente, vissen en oogsten bananen en kokosnoten. Sommigen zijn forens – ze kanoën naar het vasteland om te werken in de steden. Ze zijn erg bureaucratisch en hebben reglementen voor alles. Het meest opvallend, zeker na Colombia, is de stilte: geen muziek
PERME
Het eerste dorp in Kuna gebied is Perme. Een prachtig omegavormig baaitje, beschut tegen bijna alle winden en golven. We liggen er alleen tot Walter en Marie-Lou, met wie we naar de Ciudad Perdida gelopen zijn, zich met de Wind Song bij ons voegen. De volgende dag ankert een handelsboot van de grootte van Jonathan in ons baaitje. Colombiaanse marskramers met een niet erg zeewaardige varende Winkel-van-Sinkels hoppen langs de eilanden en verkopen groente, blikvoer en plastic huishoudartikelen. Ze kopen kokosnoten in. De dorpelingen uit het om de hoek gelegen dorp komen in hun ulu’s naar de schuit en klimmen aan boord om inkopen te doen (foto). Twee vrouwen in een kano komen een eenmalige ankerfee, $10 voor ons beiden, innen. We krijgen een keurige handgeschreven factura met stempel en mogen nu het dorp bezoeken, maar voor het donker moeten we weg zijn.
Alle vrouwen dragen klederdracht: oranje hoofddoek, een blouse met veelkleurige molas, een groen-zwarte rok tot over de knieën, kralenkettingen over de volle lengte van onderbenen en –armen, kort haar en een gouden neusring. Een mola bestaat uit een vierkant, bont voor- en achterpand van een blouse. Gemaakt in omgekeerd appliqué en borduurwerk. Vroeger handgenaaid, wel 5 lagen stof. Nu met de Singer en meestal maar 3lagen. De motieven die ze zelf dragen zijn nog ‘klassiek’, maar voor toeristen maken ze modernere. De vrouwen verkopen die molas aan toeristen en bestoken ons in ieder dorp op nieuw. Ze zullen ons pas met rust laten wanneer Majo hen na Mulatupu haar mola kan tonen: een nieuwe, maar wel handgeborduurd.
NIANEGA
De dorpjes en mooie ankerplaatsen liggen steeds op korte afstand, 5 a 10 mij, maar wel tegen de wind in. We motoren en halen niet eens het zeil uit de huik. Nadat we geankerd zijn komen de dorpelingen in hun ulu’s nieuwgierig kijken. Sommige ulu’s kunnen met de wind in de rug een mastje met spriettuig zetten, maar moeten tegen de wind in peddelen, omdat ze te veel verlijeren. Ze willen een praatje maken of kokosnoten en bananen verkopen. Ze vragen of we tijdschriften hebben; de taal doet er niet toe. We gaan het dorp bezoeken en worden opgewacht door een jongeman; hij is secretaris van de Saila, het stamhoofd.
In ieder dorp heeft een Saila met 2 hulp-Sailas de leiding, zowel politiek als spiritueel. Ze hebben veel secretarissen om de uitvoering te coördineren. De dorpelingen werken alleen ‘ s-morgens, de middag is voor luieren of wat vissen en iedere avond is er congreso, een soort werkoverleg dat eindeloos duurt en waar alle mannen, vrouwen en kinderen geacht worden aanwezig te zijn. De historie van het dorp en de Kuna wordt in recitatieven bezongen en dorpspolitiek en echtelijke ruzies worden beslecht. De drie Sailas liggen in hangmatten te luisteren en doen wijze orakel-uitspraken, die door Argars (vertalers) geïnterpreteerd worden voor de onderhavige situatie.
We moeten op audiëntie bij de Saila. We mogen niet rechtstreeks tegen hem spreken, maar alleen via de secretaris. Je kunt aan zijn ogen zien dat hij Spaans spreekt, maar hij antwoordt in het Kuna. We maken een officiële foto van hem (2e van rechts) en zijn staf. Ze hebben geen internet, maar we zullen hem mailen naar een vriend in Panama Stad. We krijgen weer een factura voor $ 10 en de Saila geeft ons toestemming het dorp te bezoeken. De secretaris leidt ons rond. We mogen foto’s nemen, maar niet van vrouwen. Wanneer we zijn ‘kantoor’ verlaten, vlindert een wolk lachende vrouwtjes in klederdracht nieuwsgierig om ons heen; de camera brandt in de rugzak. Ze verschillen alleen door hun molas (geen foto). Ze hebben net een vergadering gehad over een grote schoonmaak van het dorp.
MULATUPU
Mulatupu is een rijker, moderner dorp. De rieten hutten zijn hier en daar vervangen door gebouwen in steen en beton met rommelige kleuren; tja, de vooruitgang. De achteraf straatjes en via bruggetjes verbonden eilandjes zijn nog authentiek. De Kuna bouwen losstaande wc-hokjes boven het water en op dezelfde manier worden varkens gehouden in zelfreinigende hokken. Jos probeert hoewel dat streng verboden is uit de heup een paar vrouwen te schieten tot ze zo dichtbij zijn dat ze de sluiter zouden kunnen horen. Een cowboy onder de indianen. Weer aan boord blijken de foto’s mislukt en de straf komt direct.
Jos krijgt een stekende pijn in de onderbuik, hij wordt duizelig en begint te braken. Het zweet breekt hem uit. De pijn, die nu links naar de rugkant trekt begint serieuze vormen aan te nemen. Ibuprofen pilletjes kan hij niet binnen houden. Zachtjes kreunend probeert hij een pijnvrije houding te vinden. Een Diafenac zetpil is wel effectief. Na een doorwaakte nacht passeren allerlei rampscenario’s de revue: blindedarm-, nierbekken-, of blaasontsteking.
Mooi zo’n afgelegen paradijs, maar er is geen dekking voor telefoon of internet. Hoe bereik je een dokter? Op een dag zeilen afstand is een airstrip om naar Colon te vliegen, maar blijft Majo dan voor anker met de katten? Trouwens, we zijn illegaal in het land, omdat we niet zijn ingecheckt. Er zijn betere plaatsen voor een acute ziekte. Majo gaat in de weer met het boek ‘Where there is no doctor’. Ze moet van het boek Jos’ onderbuik diep indrukken en snel weer loslaten. Gelukkig geen pijn, dus geen blindedarm probleem. In de urine zitten vlokjes en wat gruis. We besluiten de alcohol droog te leggen, maar overvloedig te spoelen met water: om het half uur een glas. Via de kortegolfzender, waarmee we alleen ‘s-nachts een verbinding kunnen opbouwen, mailen we het ziektebeeld naar vriendin en arts Vera, die een uitstekend netwerk heeft binnen Gooi-Noord. Zij en uroloog Hans sturen hun als-dan vragen en testjes. In het weekend, kom daar in Nederland maar eens om! Majo moet Jos hard op de rug slaan ter hoogte van de nieren. Ze leeft zich lekker uit, maar het doet niet noemenswaardig pijn - geen nierbekkenontsteking dus. Nierstenen of problemen met de prostaat lijken het meest waarschijnlijk; niets dat een acute ingreep vraagt. Vera heft de drooglegging op. Jos is voorlopig pijnvrij en plast in een potje om het verloop te volgen. Dan ploept er ineens een mini asteroïde in het potje; 4,5 x 3,5 mm zegt de schuifmaat: Hij heeft trots een niersteentje gebaard. We hopen dat dit de enige was.
PROVIANDERING
Proviandering aan boord van schepen is de verantwoordelijkheid van de First Mate, Majo dus. De laatste keer dat ze goed kon inslaan was Santa Marta. Vers eten is zeldzaam. In de dorpen is geen groente te koop, behalve plantaan en banaan. Soms brood, geen eieren, geen vlees. Alleen als er een handelsboot met groente is (meestal uit Colombia), kun je even wat kopen: tomaten, rode uien en soms kool, biet of wortels. Fruit: niets. We zien wel mangobomen, maar mango’s lijken er niet te zijn. Papayabomen zien we niet eens. Vis wordt een heel enkele keer aangeboden, maar ze zijn heel klein. En het verhaal over de kreeften die je dagelijks aangeboden zou krijgen, blijkt ook al niet meer te kloppen: die gaan gewoon via een landingsstrip in een klein vliegtuigje naar Panama.
De kleine, slanke en zeer gezond oud wordende Kuna moeten een ongelooflijk saai vegetarisch menu hebben, met af en toe een visje en bij een feest varken. In de lokale winkeltjes worden er wel cornflakes en aardappelpuree verkocht en vieze worstjes en sardientjes in blik.
Tot ons geluk weet een winkelier op Tupbak groenten voor ons te scoren bij een net aangekomen handelsboot. Hij bezorgt ze bij ons aan boord en voor 20 dollar krijgen we 2 grote plastic zakken: bietjes, rode uien, tomaten, een kool en aardappels. We kunnen weer even vooruit! De bietjes leveren 4 maaltijden, de tomaten zijn deels zo groen dat ze er 3 weken over doen om rijp te worden.
Een ankerplaats verderop levert plantaan op en een broodvrucht. Die lijkt gekookt qua smaak en substantie een beetje op selderijknol. En weer wat later vinden we zelfs mango’s!
Iedere dag inspecteert Majo de groenten; de rijpheid of mate van bederf bepaalt wat we die avond eten. De koelkast levert vlees (gerookte eendenborst in juni uit NL meegebracht, wat over de datum, maar dat mag de pret niet drukken) en gerookte vis die in Curaçao gescoord is. Niets wordt weggegooid: het vel van een eendenbout wordt uitgebakken en siert een dag later een salade tiède met rodekool en eendenvet. Als de koelkast leeggegeten is, wordt het verder blikvoer. Gelukkig hebben we in Colombia nog wat kip in blik weten te scoren. We eten hier meer blik dan tijdens de oceaan oversteek. Maar ja, dat was ook maar 13 dagen en hier zitten we nu al meer dan een maand. Vuilnis wordt daardoor ook een probleem. De gft gaat overboord, maar blikken en plastic raak je hier niet verantwoord kwijt. In het vooronder liggen vuilniszakken voor plastic, blik en de rest. Waar nodig schoongespoeld zodat het niet gaat stinken. We leven heel zuinig: zoet water en gas om te koken zijn schaarsop de San Blas. Dat betekent afwassen met zeewater, 1x per dag alles naspoelen met zoet water. Douchen heel kort, geen haar wassen. De wekelijkse was lukt inmiddels met 2x spoelen. ’t Wordt niet schoon, maar ’t is ontzilt en stinkt niet. Zolang we water en gas hebben, kunnen we in de San Blas blijven.
TIGRE
Kuna zijn rustige, wat verlegen mensen, maar van een enkel eiland wordt gezegd dat de bewoners er ‘zeer nieuwsgierig’ zijn, “they may circle your boat”. We liggen voor een eilandje, onbewoond, maar met airstrip voor de kreeften. Het blijkt bij het nieuwgierige eiland te behoren en we worden niet omcirkeld, maar geënterd; steeds weer hangt er een kano aan de boot, voor een gesprekje en om te kijken. De katten komen dan even checken of er vis is: de vissers van Bahia Honda zijn ze niet vergeten. Na een paar dagen ontdekken we dat mensen apart langs komen, vaak met kleine kinderen, om de katten te zien. Die zijn veel groter dan hun eigen katten. Een jongen deinst achteruit als hij Misha ziet en roept tigre, tigre! Zijn kleinere broertje zet het zelfs op een huilen….. We proberen maar niet uit te leggen dat die ‘tigre’ iedere ochtend vol genot ligt te zwijmelen als hij gekamd wordt! (foto)
USTUPU
Iedere ankerplaats valt onder een ander dorp, dat zijn € 10 komt innen, en waarvan de naam eindigt op tupu of dub (dorp en eiland). We noemen ze niet allemaal, maar opvallend is Ustupu, waar een Nele Kantule ligt begraven, leider van de opstand, ‘Beschermer van het Kuna ras’ en leider van de opstand. De swastika, ver voor Hitler het symbool van de opstand in 1925, is ook in de vlaggen afgebeeld die bij zijn monument en in het hele dorp wapperen. De 90-jarige herdenking van de opstand is 21 februari. We laten ons 2 lootjes a $ 0,50 aftroggelen.
OP BEZOEK KOMEN
We vinden het leuk wanneer je ons wilt komen opzoeken of meevaren, onze plannen zijn:
- T/m maart de San Blas en de Bocas del Toro eilanden van Panama.
- April – mei Cuba
- Juni – okt langs de oostkust van de VS naar het noorden (Chesapeake, New Port, New York)
- > Dec de Bovenwindse Eilanden
ONS BEREIKEN
Gaat het makkelijkst via onze email. jos.vanveen@inter.nl.net of hendriksmajo@gmail.com. Graag sms-en of skypen. Voor dringende zaken Majo: + 31 655712122 en Jos + 31 654201071.
-
18 Februari 2016 - 09:08
Victor Helmich:
tijdens ontbijt voorgelezen. iedereen geniet. -
18 Februari 2016 - 20:13
Matthijs Visser:
Wat een mooie foto's. moest even terug naar de foto met de hakenkruizen! Was er een Duitse enclave? -
20 Februari 2016 - 13:24
Carla Keijzer:
Paradijselijk en armoedig tegelijk, zoals vaker in de tropen. Terwijl ik dit schrijf zit ik in een auto onderweg naar Hilversum en toevallig rijden we net langs Bussum. Een héél andere wereld! Zullen jullie er nog kunnen wennen? Veel geluk & plezier verder! Liefs, Carla -
21 Februari 2016 - 20:11
Louise Ter Kuile:
Wat heerlijk...... het is net alsof ik zelf met vakantie ben als ik het lees. Dat is overigens niet het geval als ik naar buiten kijk ;-). Prachtige foto's!
geniet daar. Louise. -
05 April 2016 - 18:03
Ben Van Langen:
Fantastisch om jullie verslagen te lezen. Ik heb er nu de tijd voor omdat ik recent met keuzepensioen ben gegaan. Ik schrok wel even toen ik hoorde dat een echtpaar was omgekomen in de buurt van Panama. Veel plezier nog en ik kijk weer uit naar het volgende verslag en de foto's.
Ben
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley